Aan de wieg van de Evangelische Alliantie

26 februari 2024 om 14:00
  • Profielafbeelding van redactie
    Door:
    redactie

In de zomer van 1846 reisden meer dan negenhonderd kerkelijke leiders naar Londen. Ze kwamen van heinde en verre, per schip, per trein en met paard en wagen. Ze kwamen niet alleen uit Engeland, maar ook uit de Verenigde Staten en allerlei landen van het Europese continent. Hun doel: de oprichting van een Evangelische Alliantie. 

In het Engeland van het midden van de 19e eeuw was de maatschappelijke situatie verre van rooskleurig. Door de industrialisatie waren krottenwijken ontstaan in de steden. Alcoholisme, criminaliteit, kinderprostitutie en sociale uitbuiting namen toe. Terwijl in de theologie een opmars van de vrijzinnigheid plaatsvond, groeide het bijgeloof onder het volk. Al lang hadden christenen urgente problemen in kerk en maatschappij moeten aanpakken. Maar de evangelische kerken werden verlamd door hun onderlinge verdeeldheid en hun opsplitsing in allerlei groepen.

Het was tegen deze achtergrond dat het internationale gezelschap bijeen kwam, bezield door een verlangen om hun eenheid in Christus voor de wereld zichtbaar te maken, en gezamenlijk gestalte te geven aan hun roeping in de wereld. Initiatiefnemers waren de Anglicaan Edward Bickersteth en John Angell James, predikant van de Congregational Church. Ook de deelnemers aan de conferentie, merendeels Britten, kwamen uit zeer diverse kerkelijke achtergrond. Hoogkerkelijke Anglicanen zaten broederlijk naast Presbyterianen, Methodisten en Baptisten; vertegenwoordigers van staatskerken naast mensen uit vrije kerken, calvinisten en reformatorische christenen van allerlei snit.

Dit mag ons, vanuit onze 21e-eeuwse optiek, tamelijk normaal voorkomen, in die tijd was het een uniek verschijnsel. Christenen uit verschillende kerken stonden vaak lijnrecht tegenover elkaar, niet alleen door theologische geschillen, maar ook door politieke en culturele tegenstellingen. Anglicanen bijvoorbeeld keken neer op 'Dissenters' (niet-Anglicaanse protestanten) vanwege hun lagere sociale klasse en geringe ontwikkeling, en namen henkwalijk dat ze scheuring hadden veroorzaakt door de officiële kerk te verlaten. De ‘Dissenters’ werden door de Engelse wetgeving gediscrimineerd: zij hadden geen kiesrecht (hetzij actief, hetzij passief), werden niet aan de universiteit toegelaten en hadden een vergunning nodig om kerkdiensten te houden. De ‘Dissenters’ op hun beurt zagen de Anglicaanse Kerk als een instituut dat mensen doopte, bevestigde en toeliet tot het ambt, die in hun leven nauwelijks tekenen lieten zien van een christelijke wedergeboorte. En ze waren zeer verontwaardigd dat zij moesten meebetalen aan de Kerk van Engeland, die toch al zo rijk was. Tegen deze achtergrond is het eigenlijk verbazend dat de Evangelische Alliantie überhaupt werd opgericht.

Geloofsbasis

Onder voorzitterschap van Dr. Bickersteth en Sir Culling Eardly-Smith kwam men van 19 augustus tot 2 september 's ochtends en 's avonds bijeen, behalve op zondag. In totaal vonden er 19 vergaderingen plaats, waaronder een viertal grote bijeenkomsten voor publiek en pers in de nieuwe Exeter Hall. Deze bijeenkomsten werden telkens door vierduizend mensen bezocht. Vertegenwoordigers van allerlei kerken te horen spreken in andere talen, bijvoorbeeld Frans en Duits, was in een eeuw zonder radio en televisie een attractie op zich. De Engelse kranten deden uitvoerig verslag, en hun berichten werden ook in Europa en Amerika gelezen.

Een van de punten die afgewikkeld moesten worden voordat men daadwerkelijk kon overgaan tot de oprichting van een Alliantie was het formuleren van een gemeenschappelijke geloofsbasis, op grond waarvan kon worden bepaald of iemand als lid kon worden toegelaten. Deze kwestie leidde - hoe kan het ook anders in een theologisch zo divers gezelschap - tot verhitte debatten. Het uiteindelijke resultaat had dan ook niet ieders goedkeuring. Sommigen vonden dat er te weinig was vastgelegd. Anderen meenden dat de leerstellige grondslag juist ruimer moest worden geformuleerd, zodat bijvoorbeeld ook de Quakers voor lidmaatschap in aanmerking kwamen. Ook in de jaren daarna bleef de geloofsbasis een discussiepunt.

Ook werd er een aantal besluiten genomen, waarin werd vastgelegd hoe evangelische christenen met elkaar om dienden te gaan, in het bijzonder wanneer er onenigheid zou ontstaan. De stelling dat christelijke liefde meningsverschillen kon overwinnen werd gezien als essentieel. John Angell James riep de conferentie op om 'een van de grootste opdrachten te vervullen, waartoe God zijn volk, de hele geschiedenis door, geroepen heeft' - de opdracht om elkaar lief te hebben.

Slavenhandel

Nauwelijks was deze kwestie afgewikkeld, of er diende zich een probleem aan. De Engelse baptist Hinton diende een voorstel in, waarin houders van slaven werden uitgesloten van lidmaatschap. Dit leidde tot hevig protest van de zijde van de Amerikaanse afgevaardigden. Zelf waren zij weliswaar geen verdedigers van de slavernij, maar zij wilden bij de afschaffing ervan voorzichtiger en meer geleidelijk te werk gaan. Zij waren van mening dat de Britten niet het recht hadden om hun eigen overtuigingen aan anderen op te leggen. Maar de Engelsen waren niet te vermurwen. Het bestrijden van de slavernij stond bij hen hoog op de agenda. William Wilberforce, Lagerhuislid en evangelisch christen, was degene geweest die er in 1807 een verbod op de slavenhandel door wist te krijgen. Het zou echter nog jarenlange strijd kosten - en felle protesten, onder andere van de Evangelische Alliantie,- voor de slavenhandel uit heel Europa verdwenen was.

De onenigheid over het lidmaatschap van slavenhouders maakte één ongedeelde, wereldwijde Alliantie van evangelische christenen voorlopig onmogelijk. Tenslotte kwam men tot een compromis: een netwerk van afzonderlijke, nationale organisaties, die niet aansprakelijk waren voor elkaars beleid. En zo kwam het dan toch tot de oprichting van de EA. Het volgende citaat is afkomstig uit de oorspronkelijke Resolutie van 1846: 'Derhalve zijn de deelnemers aan deze conferentie ten diepste overtuigd van de wenselijkheid om een dergelijk verbond op te richten. Dit verbond moet gebaseerd zijn op de belangrijke evangelische principes, en elk lid van de kerk van Christus de gelegenheid bieden om de broederliefde in praktijk te brengen, christelijke gemeenschap te beoefenen en de gemeenschappelijke taken, die zich aandienen, aan te vatten.'

De oprichting van de Evangelische Alliantie kan worden beschouwd als het eerste oecumenische initiatief in de geschiedenis. Voor het eerst bleken christenen in staat hun geschillen te relativeren en elkaar over kerkelijke grenzen te herkennen als broeders en zusters in Christus. Een belangrijke omslag in een kerkgeschiedenis die tot op dat moment vooral getypeerd werd door een trieste reeks van scheuringen. Overigens was de oprichting van de Alliantie een controversieel gebeuren. Sommige kerkelijke leiders, vooral van Anglicaanse zijde, boden felle tegenstand. En zelfs de sympathisanten was twijfel over de vraag of deelname aan de Alliantie wel te verenigen was met loyaliteit aan de eigen denominatie.

Da Costa: een persoonlijk verslag

Aansluitend aan de oprichting kwam de jonge Alliantie jaarlijks in Engeland bijeen. In 1851 viel dit gebeuren samen met de wereldtentoonstelling in Londen. De Nederlander Isaäc da Costa, van Portugees-Joodse afkomst en één van de vaders van het Reveil, bezocht deze conferentie als gast, en publiceerde achteraf een persoonlijk verslag van het gebeurtenissen tijdens de conferentie. Hierin valt op dat er aan het begin van iedere dag veel tijd werd uitgetrokken voor bijbellezen, zingen en gebed. Pas daarna kwam men toe aan de zakelijke agenda, zodat de ochtendbijeenkomsten uitliepen tot ver in de middag. Da Costa was van het gemeenschappelijk gebed zeer onder de indruk: 'En wat zal ik zeggen van de gebeden, die aldaar werden uitgestort? Van dat nederige een aanbiddend neerknielen van zoveel ziels- en geloofsvolle voorgangers, van zoveel diep geroerde of stil in zichzelf gekeerde hoorders van allerlei ouderdom en van beide geslachten? Menigeen heeft, om die 'devotional exercises' reeds alleen, van deze samenkomsten kunnen getuigen, dat het hem goed was daar te zijn.'

Da Costa somt in zijn verslag op welke onderwerpen er aan de orde kwamen. Zo werd er een vergadering gewijd aan de bedreiging van de zondagsrust en aan de godsdienstvrijheid in diverse Europese landen, met name in Italië.

Eenheid en verscheidenheid

Uiteraard werd de voortgang van het werk van de Alliantie in diverse landen uitvoerig geëvalueerd. Ook de christelijke eenheid was een belangrijk thema. Hierover werd veel gesproken, soms in beelden die nog niets aan kracht hebben ingeboet: 'Zoals in een gegeven middelpunt in de ruimte een oneindig aantal stralen samenkomen, en elkaar des te dichter naderen, naarmate zij naderen tot dat centrum, zo ook worden alle gelovigen aangetrokken door één centrum, Christus, en naarmate zij nader komen tot Hem, komen zij noodzakelijkerwijs ook nader tot elkaar.'

Dezelfde spreker vergeleek de huidige staat van de christelijke Kerk met het stemmen van een orkest: 'Men hoort hier en daar de tonen der instrumenten hoog en laag, hard en vals, in één woord chaotisch. Wat zal hiervan worden? Hebt slechts een ogenblik geduld. Nog enkele ogenblikken, en de leider van het orkest is daar! Alles zwijgt; hij ziet rond, alles houdt zich gereed. Hij geeft het teken - en de meest volmaakte harmonie stijgt als het ware uit de voorafgegane wanklanken op. Hoe heerlijk zal, met betrekking tot de eenheid van het lichaam van Christus, hetzelfde plaats hebben op die grote dag (van de komst des Heren), na al onze aarzelingen, verschillen en twisten. Laten wij in de hoop van het geloof dat heerlijke ogenblik tegemoet snellen; en terwijl wij onze broeders toestaan hun instrumenten te stemmen overeenkomstig hun overtuiging, laten wij ieder voor zich zorgen dat wij het onze stemmen zoals het behoort.'

Eerlijke afwikkeling conflicten

Echter, ook het conflict werd niet geschuwd. De Amerikaan Baird uit hield een toespraak waarin hij erop wees dat de voortgang van de EA in de Verenigde Staten tot dusver beperkt was gebleven. Hij schreef dit vooral toe aan de harde opstelling van de Britten met betrekking tot het houden van slaven. Baird, zelf overigens tegenstander van de slavernij, achtte het onjuist dat de Britten anderen de wet voorschreven, terwijl zij zelf boter op hun hoofd hadden: op de Britse tolerantie ten opzichte van sterke drank en de verstrengeling van kerk en staat was ook heel wat af te dingen! Bovendien verweet hij de Engelsen dat Amerikaanse sprekers en bezoekers tijdens EA-bijeenkomsten onheus behandeld werden; zij kregen te maken met onwil, onbillijkheid en spot.

De opmerkingen van Baird leidden tot een pittige discussie. Tenslotte werd besloten tot een gesprek in kleine kring, waarbij de Engelse en Amerikaanse leiders hun geschillen zouden uitpraten. Da Costa meldt dat Baird en de andere Amerikaanse broeders vervolgens 'zonder enige storing in de verstandhouding levendig en werkzaam deel namen aan de verdere samenkomsten', en dat beide groepen elkaar de rest van de conferentie met achting en welwillendheid behandelden. Hij toont zich in zijn verslag verwonderd over de waardige, openlijke en eerlijke afwikkeling van het conflict: 'Welk een onderscheid tussen een dergelijke fikse en onbewimpelde verklaring van wederzijdse gevoelens (ja ook gevoeligheden), bezwaren, verschillen, en de maar al te zeer gewone voorkeur in Holland voor het zo veel mogelijk sussen, smoren, ignoreren, ook van de meest wezenlijke verschillen.'

Vijf prioriteiten

Vijf zaken stonden bij de jonge Evangelische Alliantie hoog op de prioriteitenlijst.

1. Allereerst het bevorderen van de eenheid onder evangelische christenen.

2. In de tweede plaats het stimuleren van gebed: in 1847 begon de Alliantie met een jaarlijkse Week van Gebed, die tot op de dag van vandaag ieder jaar wordt gehouden.

3. Zending en evangelisatie vormden het derde punt van aandacht.

Veel zendelingen gingen uit naar landen die voorheen niet bereikt waren, zodat tienduizenden voor het eerst de bijbelse boodschap hoorden. In een kerk die op haar grondvesten geschud werd door de evolutietheorie van Darwin, het vermeende conflict tussen wetenschap en godsdienst, en sceptische ideeën over de Bijbel, vernieuwden evangelische christenen hun toewijding aan het bijbelse evangelie. Zij predikten de persoonlijke bekering op vrijmoedige en effectieve wijze. Hierdoor groeiden evangelische kerken in aantal en invloed, hoewel de arbeidersklasse slechts beperkte mate bereikt werd.

4. Een vierde punt was het handhaven van de godsdienstvrijheid.

Op dit terrein was de 19e-eeuwse EA zeer actief. Daarbij wendde zij haar invloed aan ten bate van vervolgde Joden en Rooms-katholieken evenzeer als ten bate van evangelische christenen. Telkens opnieuw zette zij zich in voor geloofs- en gewetensvrijheid en verzette zij zich tegen schendingen van de mensenrechten. Zo protesteerde de EA meerdere malen bij de tsaar van Rusland tegen de vervolging van evangelische christenen, deels met succes. In 1881 werd een delegatie gestuurd naar tsaar Alexander II, terwijl de EA zich in 1886 bij tsaar Alexander III uitsprak tegen het feit dat honderdduizenden Letten gedwongen werden zich bij de Russischorthodoxe Kerk aan te sluiten. In 1861 reisden twee Nestoriaanse christenen te voet van Perzië naar Hamburg via Moskou en Polen. Toen ze in Londen aankwamen, vroegen ze: 'Waar is de Evangelische Alliantie?' Ze hadden een petitie bij zich namens 200.000 slachtoffers van vervolging.

De EA deed een succesvol beroep op de Shah om de christenen stukken land cadeau te geven, zodat zij hun verwoeste kerken konden herbouwen. Een ambtenaar die verantwoordelijk was voor de vervolging, werd ontslagen. Meer dan eens bemiddelde de EA bij regeringen en overheidsorganen om voor gevangen zendelingen vrijheid of gratie te bewerkstelligen. Een van hen was de Spanjaard Manuel Matmamoros, die in 1860 in Malaga gevangen werd gezet. Met zijn medewerkers werd hij veroordeeld tot negen jaar op de galeien. Dankzij bemiddeling van de Evangelische Alliantie bij koningin Isabella werd de straf omgezet in negen jaar verbanning. In Rome werd Dr. Achilli in 1847 gevangen gezet, omdat hij het evangelie verkondigd had. De EA pakte deze kwestie op, en Achilli werd vrijgelaten.

5. Als vijfde en laatste punt moeten we noemen: een sterke mate van maatschappelijk en politiek engagement.

De evangelische christenen van de 19e eeuw wilden zout en licht in de wereld zijn. Zij verkondigden niet alleen het evangelie, maar vochten ook tegen ongerechtigheid en zetten zich in voor sociaal zwakken. De rol van de EA bij het uitbannen van de slavernij is hiervan een voorbeeld. Maar er was meer. In Engeland leidde Lord Shaftesbury een campagne voor verbetering van de arbeidsomstandigheden van vrouwen en kinderen. Evangelische christenen als George Muller, Thomas Barnardo en Charles Haddon (en, in Nederland, Heldring) zetten zich in voor de opvang van weeskinderen. Andere punten van zorg en actie waren onderwijs, hygiëne, cholera-epidemieën, behuizing, werkgelegenheid en kinderprostitutie. William Booth, de oprichter van het Leger des Heils, begon als eerste een arbeidsbureau. Zijn zoon Bromwell stelde, samen met de redacteur van een Engelse krant, de kinderhandel aan de kaak, waarbij meisjes naar het vaste land werden geëxporteerd als prostituees.

Ook probeerde de EA te bemiddelen in oorlogssituaties, bijvoorbeeld in 1871 bij de Frans-Duitse oorlog en in 1900-1901 bij de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Er werden brieven geschreven aan de oorlogvoerende partijen, bijvoorbeeld aan koningin Victoria van Engeland. In oorlogstijd streefde de Alliantie ernaar dat in elk geval geloofsgenoten zich ver hielden van een hetze tegen de vijand, en elkaar tegemoet traden met de bereidheid tot verzoening.

De oprichting van de Evangelische Alliantie heeft in veel landen een beweging op gang gebracht, en met name in Engeland geleid tot opzienbarende veranderingen in kerk en maatschappij. Geen wonder dat de 19e eeuw de geschiedenis is ingegaan als 'the Evangelical Century'.

Voor dit artikel werd geput uit materiaal van de Engelse en de Zwitserse Evangelische Alliantie en uit de herinneringen van Isaäc da Costa.