Het was rond 1990. Ik las de Grote Opdracht van onze Heer in Matteüs 28 en keek om me heen. Niemand in mijn gemeente was hiermee bezig. Deze woorden van Jezus leken op de spreekwoordelijke olifant in de huiskamer.
Ik wilde Jezus volgen en dacht: “Als niemand in mijn gemeente evangeliseert, moet ik dat maar doen.” Die gehoorzaamheid bracht me bij de Grote Opdracht School van Agapè en bij Operatie Mobilisatie. Samen met mijn vrouw nam ik deel aan twee zomeracties in Estland en woonde een jaar in Engeland en India. Die gehoorzaamheid heeft me gevormd en, denk ik, ook wel gered. Het is niet dat ik nu zo’n effectieve of succesvolle volgeling van Jezus ben geworden. Nee, mijn belangrijkste en doorgaande vorming is het besef, dat ik geliefd ben door God. Dat ik, in de woorden van Benedictus, een beginner blijf en mag blijven.
Eigenzinnig
Ik las Matteüs 28. Ik ging naar de Grote Opdracht School en werd deel van Operatie Mobilisatie. Ik maakte mijn eigen keuzes en ging mijn eigen weg. Af en toe ben ik ook eigenzinnig. Ik kan me moeilijk overleveren aan een concept of programma. Kortom: ik was en ben vaak een missionaire autodidact. Ik lijk op iemand die zichzelf de moonwalk van Michael Jackson probeert eigen te maken. Ik gebruik kennis van anderen. Soms oefen ik samen met anderen. Maar er is geen gemeenschappelijke dans. Het is een loopje dat ik alleen doe.
Leren in de gemeenschap
Het is vijfentwintig jaar geleden dat ik de Heer in Matteüs 28 hoorde spreken. Nu leer ik mijn belijdeniscatechisanten opmerkzaam te zijn op God in zijn Woord en in hun dagelijks leven. Elke week oefent één van hen om ons daarin voor te gaan. Op een keer deelde een meisje briefjes uit. Ze gaf iedereen een eenvoudige opdracht: “Geef aan drie mensen in wie je God werkzaam ziet een compliment” “Groet de mensen die je op straat tegenkomt” “Zeg wat vaker tegen mensen dat je van ze houdt” enzovoorts. Duidelijke missionaire opdrachten en we oefenden ze samen met deze kleine gemeenschap.
Met eenvoudige leefregels kan een gemeenschap haar leden helpen om zich te oefenen en te laten vormen. En wanneer die leefregels gekoppeld zijn aan het dagelijks leven zijn ze vanzelf missionair. Zo samen leren, is leren in de gemeenschap. Het lijkt op samen de macarena oefenen. Stel je een groep van twintig, tweehonderd, tweeduizend mensen voor die dat doet. Dat kan er aantrekkelijk, missionair en zelfs indrukwekkend uitzien. Veel van de aandacht voor discipelschap is op deze vorm van leren gericht.
Leren als gemeenschap
Maar zou je nog een stap verder kunnen gaan: niet iedereen hetzelfde dansje leren, maar als gemeenschap een dans leren? Zoals een danskoppel of een balletgroep? Ieder zijn eigen rol, zijn eigen plaats, maar één dans. Dat is nog een stap verder. Dat is niet leren dansen in de gemeenschap, maar leren dansen als gemeenschap.
Mensen faciliteren om de macarena te oefenen, is nog wat anders dan mensen helpen om een gezamenlijke dans uit te voeren. Waar in het eerste geval de leider het dansje wellicht al kan en voordoet, is dat in het tweede geval niet mogelijk. Dat vraagt een ander soort leiderschap. Het is een leiderschap dat ik nog niet veel zie. Het leren in de gemeenschap kan nog steeds prima uit de voeten met de herder-leraar. Maar leren als gemeenschap vraagt om leiderschap dat durft te leven in wederzijdse afhankelijkheid. Leiderschap dat de gaven van de Heilige Geest herkent in de groep en inzet. Leiderschap dat fijngevoelig is voor de context en voor het eigene van een gemeenschap. Het is leiderschap dat zich gezonden weet als gemeenschap om de liefde van Vader en de Zoon te tonen in de kracht van de Heilige Geest. En Jezus weet en bidt dat dit een missionaire spits heeft: “Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden” (Johannes 17 vers 21).
Kerken worden zich steeds meer bewust van hun roeping om hun leden te vormen naar het beeld van Christus. Die bewustwording zou ik graag uitbreiden met de roeping om als gemeente gevormd te worden naar dat beeld.