Corjan Matsinger, teammanager KERK bij Youth for Christ, bespreekt de spannende vraag of er misschien ook voor niet-christelijke jongeren een rol is weggelegd in missionair jongerenwerk.
“Het is woensdagmiddag 13:30 uur. Ik bevind me in het plaatselijke jongerencentrum van Zeist. Elke woensdagmiddag draaien we hier het scholierencafé Pitstop. Een initiatief waarin de plaatselijke welzijnsorganisatie en de lokale kerk samenwerken. Ik zit samen met zo’n acht jongeren in oude bioscoopstoelen net voor het opengooien van de deuren. De koffie pruttelt en we nemen de middag nog even met elkaar door. Als ik rondkijk in de kring dan zie ik Harro, een christelijke stagiair die zich wil ontwikkelen tot professioneel jongerenwerker, een ‘normalo’, die af en toe een handje helpt en mijn ‘harde kern’ van jongeren die meewerken. Twee Zeister hockymeiden die de kerk, denk ik, nog nooit van binnen hebben gezien en vier wannabe gothic jongeren die flirten met de duisternis. Dit is mijn dreamteam. Met deze jongeren werken we aan de missionaire doelstelling van ons scholierencafé… Harro en ik worden er door de gothics aan herinnerd dat we nog wel moeten bidden voordat we echt open kunnen gaan. Na een kort gebed en een gezamenlijk afsluitend ‘hallelujah!’ is het startschot voor de middag gegeven.”
Coachend jongerenwerk
Er is in jeugdwerkland al een aantal jaren een discussie aan de gang over de inzet van tieners –en jongeren in de uitvoering van het jongerenwerk. Ik wil deze discussie graag verbreden en verdiepen. Mijn voormalig team van medewerkers in het scholierencafé Pitstop had zo op het eerste gezicht misschien een vreemde samenstelling. Van de tien medewerkers waren er zo’n vier christen, twee zoekend en vier ronduit geen christen. Toch werkten we samen aan een missionair project. De leden van ons team waren voor mijn medejongerenwerker Harro en mij net zo goed doelgroep als de bezoekers. Het jongerencafé Pitstop was voor ons een instrument in het werken aan de groei van het Koninkrijk. Wekelijks trokken we op met jongeren die zelfs met ons wilden bidden, terwijl ze zelf geen christelijke levensovertuiging hadden!
Participatie
Er zijn verschillende manieren waarop we iemand kunnen uitnodigen om deel uit te maken van het Koninkrijk. Ik noem er hier drie:
- Door de woorden van God. Door middel van straatevangelisatie, gospelconcerten of een ‘preek van de week’ leg je het evangelie uit.
- Door gastvrijheid. Via de gemeenschap maken jongeren kennis met centrale waarden uit het Koninkrijk: een luisterend oor, respect en een helpende hand.
- Door participatie. Jongeren kunnen God ook ontdekken door bij te dragen aan de realisering van het Koninkrijk in deze wereld.
Binnen en buiten
Er klinken momenteel, vooral in de Engelse literatuur over jongerenwerk in een geseculariseerde samenleving, steeds meer geluiden om jongeren in de volle breedte te laten participeren. De scheiding tussen wie ‘binnen’ is en wie ‘buiten’ is, wordt minder geaccentueerd. Voor een aantal jongeren is het op deze manier mogelijk om als het ware het Koninkrijk ‘in te rollen’. Na verloop van tijd ontstaan er (geloofs)vragen door ervaringen die worden opgedaan in de missie. De jongerenwerkers krijgen vragen over hun motivatie en overtuigingen. Ik denk dat er nog heel veel kansen liggen via gedeelde waarden tussen christenen en niet-christenen om vorm te geven aan missionair jongerenwerk. Waarom geen samenwerking tussen de christelijke jongerenbewegingen en de jongerentak van Amnesty rond de dag van de mensenrechten, een actie als ‘Stop Aids Now’ of een debatavond over milieuvraagstukken?
Onkruid
Gods medewerkers vallen niet altijd te plaatsen in onze kaders. In de Bijbel vinden we bijvoorbeeld de koningin van Seba, de magiërs uit het Oosten, koning Kores en vele anderen. Jezus vertelt een boeiende gelijkenis in Matteüs 15. Een goede boer heeft goed zaad gezaaid. Alleen er blijkt nog een speler in het spel te zijn. De grote tegenstander is in de nacht de akker opgegaan en hij heeft onkruid gezaaid tussen het goede zaad. Zowel het graan als het onkruid blijken in het opgroeien heel veel op elkaar te lijken. Het is daarom lastig om te bepalen wat onkruid is en wat niet. Als de mensen uit de gelijkenis willen beginnen met het uittrekken van het onkruid geeft de boer een wijs advies. “Stop met het uittrekken van de planten, we laten alles samen opgroeien. Bij de oogst zal er pas bepaald worden wat onkruid is en wat niet.” Het zou namelijk maar zo kunnen gebeuren dat er per ongeluk een goede plant wordt uitgetrokken. Dat zou toch zonde zijn? Ik vrees dat we in ons streven naar de waarheid in heel wat gevallen kwetsbare plantjes hebben uitgetrokken omdat ze leken af te wijken van het doorsnee christelijk plantje!
De gevolgen van het betrekken van buitenkerkelijke jongeren in coachend jongerenwerk zijn uitdagend. De kansen voor jongeren om betrokken te raken bij het Koninkrijk nemen fors toe. Een nieuwe groep medewerkers komt in beeld, nieuwe inzichten rondom geloven en de praxis van het evangelisatiewerk worden ontdekt. De vragen blijven ook staan: hoeveel buitenkerkelijke jongeren kun je hebben in je team? Tot welk niveau betrek je hen? Welke negatieve impact kan de buitenkerkelijke jongere hebben op de christelijke tiener?
Smalle rand
De verschuivingen in ons land worden voelbaar. In een steeds meer postchristelijk land bevindt kerkelijk jeugdwerk zich in de marge. In het verlangen om dichtbij de ander te komen wandelen we soms op een smalle rand. Het vraagt lef, maar ook een dagelijkse afhankelijkheid van de Eeuwige. Gebed om wijsheid en onderscheidingsvermogen. Wie durft?